De criteria voor openbare verlichting zijn ondergebracht in 3 verschillende categorieën. Te weten Veiligheid, EMC en prestaties.
Criteria en overzicht van documenten die moeten worden aangeleverd voor een registratie:
Veiligheid
Toepassingsgebied:
De in dit hoofdstuk vermelde keuringseisen zijn van toepassing op verlichtingstoestellen voor gebruik in de openbare ruimte voorzien van led. Deze eisen kunnen worden toegepast op zowel wisselstroom als gelijkstroom gevoede toestellen met een maximale aansluitspanning van maximaal 1000 V.
Testvoorschriften:
De eisen voor de elektrische veiligheid van verlichtingstoestellen is beschreven in de normen
– EN 60598-2-1 Opbouw verlichting
– EN 60598-2-2 Inbouw verlichting
– EN 60598-2-3 Straat verlichting
– EN 60598-2-5 Floodlight
– EN 60598-2-13 Grondspots
die in samenhang met de EN 60598-1 moet worden gelezen. Deze norm is volledig van toepassing en aan de eisen moet worden voldaan.
De toegepaste driver dient te voldoen aan de EN 61347-1, EN 61347-2-13 en EN 62384
Indien een separate driver is toegepast, bijvoorbeeld in die gevallen waar de driver buiten het armatuur wordt geplaatst moet de driver separaat zijn onderzocht volgens de geldende norm EN 61347-2-13 die gelezen moet worden in samenhang met de norm EN 61347-1.
In alle gevallen moet de meest recente norm zijn toegepast mits de voorgaande norm nog in de overgangsfase zit.
Registratie eisen:
Registratie van een armatuur gebeurt altijd met driver. Ook indien de driver separaat van het armatuur in een behuizing wordt ondergebracht moet deze driver geregistreerd zijn zodat de prestaties van de combinatie correct zijn.
Het veiligheidsrapport of certificaat dient dan ook een referentie naar de gebruikte driver te bevatten.
– EN 60598-2-1 Opbouw verlichting
– EN 60598-2-2 Inbouw verlichting
– EN 60598-2-3 Straat verlichting
– EN 60598-2-5 Floodlight
– EN 60598-2-13 Grondspots
– EN 60598-2-1 Opbouw verlichting
– EN 60598-2-2 Inbouw verlichting
– EN 60598-2-3 Straat verlichting
– EN 60598-2-5 Floodlight
– EN 60598-2-13 Grondspots
EMC
Toepassingsgebied:
De in dit hoofdstuk vermelde eisen zijn van toepassing op straatverlichtingstoestellen voorzien van led. Deze eisen kunnen worden toegepast op zowel wisselstroom als gelijkstroom gevoede toestellen met een maximale aansluitspanning van 1000 V.
Testvoorschriften:
De eisen voor de elektromagnetische compatibiliteit van verlichtingstoestellen is beschreven in de normen:
– EN 55015
– EN 61547
– EN 61000-3-2
– EN 61000-3-3
Voor producten die een zendinrichting bevatten dient teven te zijn voldaan aan de eisen die gesteld worden in Radio Equipment Directive.
Registratie eisen:
Registratie van een armatuur gebeurt altijd met driver. Ook indien de driver separaat van het armatuur in een behuizing wordt ondergebracht moet deze driver geregistreerd zijn zodat de prestaties van de combinatie correct zijn.
Het EMC rapport of certificaat dient dan ook een referentie naar de gebruikte driver te bevatten.
– EN 55015
– EN 61547
– EN 61000-3-2
– EN 61000-3-3
– EN 55015
– EN 61547
– EN 61000-3-2
– EN 61000-3-3
Prestaties
De in dit hoofdstuk vermelde eisen zijn van toepassing op straatverlichtingstoestellen voorzien van led. Deze eisen kunnen worden toegepast op zowel wisselstroom als gelijkstroom gevoede toestellen met een maximale aansluitspanning van maximaal 1000 V.
Testvoorschriften:
Functionele eisen zijn ondergebracht in 4 hoofdstukken te weten:
– omgevingsparameters
– elektrische parameters
– fotometrische parameters
– levensduur parameters
1.1 Ta; omgevingstemperatuur
De omgevingstemperatuur waarvoor het product geschikt is.
Voor Nederlandse omstandigheden minimaal 25 ºC (volgens de voorschriften zijn producten die niet voorzien zijn van een omgevingstemperatuur opschrift per definitie bedoeld en geschikt voor 25 ºC)
Indien een hogere omgevingstemperatuur is gekozen mag voor de prestaties een Tq van 25 ºC worden gehanteerd.
1.2 Weerstand tegen stof, vaste objecten en vocht
De minimale IP codering is IP 54
Indien het lichtbron compartiment een separate codering heeft ten opzichte van het driver compartiment geld voor het lichtbron compartiment IP 54 en voor het driver compartiment IP X4
De eisen volgens EN 60598-1 en het toepasselijke deel 2 zijn van toepassing.
1.3 Bescherming tegen mechanische belasting
Voor verlichting die normaal buiten bereik van publiek is geplaatst geldt geen minimale waarde
Voor verlichting binnen handbereik geld minimaal IK 08
De gebruiker/afnemer bepaald in hoeverre een armatuur binnen handbereik wordt geplaatst.
De eisen volgens IEC 62262 zijn van toepassing.
2.1 Opgenomen vermogen
De eisen volgens IEC 62722-2-1 zijn van toepassing. Als alternatief mag worden gemeten volgens IES LM 79-08
De aansluitspanning, opgenomen stroom, opgenomen werkelijk vermogen en de arbeidsfactor moeten worden gemeten.
De arbeidsfactor ongedimt, zoals geleverd aan de eindgebruiker dient tenminste 0,9 te bedragen.
Bij dimmen mag de arbeidsfactor niet lager worden dan 0,85.
2.2 Harmonische vervorming
De eisen volgens IEC 61000-3-2 en IEC 61000-3-3 zijn van toepassing
2.3 Piekspanningsbeveiliging
De eisen volgens IEC 61000-4-5 zijn van toepassing. Indien het een hogere dan vereiste spanning wordt vermeld in de specificatie dient deze dit te zijn aangetoond door een meting volgens deze norm bij deze hogere spanning maar ook bij de normaal vereiste spanning.
2.4 Inschakelpiekstroom
Het aantal armaturen welke op een groep kunnen worden aangesloten wordt vastgesteld middels de volgende beproeving.
Het opgegeven aantal dient te zijn voor een 16 A B karakteristiek zekering.
Beproeving:
Het armatuur wordt geconditioneerd gedurende 4 huur bij een omgevingstemperatuur van 25 °C ± 5°C niet aangesloten op de voedingsspanning.
Het armatuur wordt aangesloten op de minimale aansluitspanning. De stroom zal worden gemeten direct bij het eerste inschakelen/aansluiten. De gemeten piekstroom wordt vermenigvuldigd met het aantal aan te sluiten armaturen zoals gespecificeerd. De berekende stroom mag niet meer bedragen dan 90% van de tripping limit vermeld in tabel 1.
Tabel is nog in ontwikkeling.
Table 1 – Tripping limits
3.1 Lichtstroom
De eisen volgens IES LM 79-08 artikel 9.0 en 10.0 zijn van toepassing. Als alternatief kunnen de eisen volgens IEC 62722-2-1, artikel 8.1 en 8.2 worden toegepast.
3.2 Efficacy
De eisen volgens IES LM 79-08, artikel 11.0 zijn van toepassing. Als alternatief kunnen de eisen volgens IEC 62722-2-1, artikel 8.3 worden toegepast.
3.3 Kleur temperatuur en kleurweergave index
De eisen volgens artikel 9 van IEC 62722-2-1 zijn van toepassing
De minimale Ra waarde in 0,65 (indien “wit licht” is gespecificeerd, geld dus niet voor een kleuren systeem)
3.4 Risico groep
De risico groep waaronder het armatuur valt dient te worden vermeld volgens IEC 62471 in combinatie met IEC/TR 62778 (indien van toepassing).
4.1 Led module
De LxFy waarde dient te worden opgegeven. B.V. L80F10 = 80.000 h
De levensduur wordt gecontroleerd door de temperaturen in de toepassing vast te stellen bij de Ta of Tq zoals bij de omgevingscondities is opgegeven. Deze metingen worden uitgevoerd volgens EN 60598-2-3, artikel 12. De vastgestelde temperaturen worden gebruikt bij de evaluatie volgens IES TM 21-11. De fabrikant van de led’s mag daarvoor de IES LM 80-08 data aanleveren.
Gezien de gewenste lange levensduur wordt toegestaan dat de extrapolatie volgens IES TM 21-11 gebeurt met een maximum van 10 x de beschikbare data volgens LM 80-08. De norm staat normaal maximaal een extrapolatie van 6 x toe.
Voor referentie:
Straatverlichting algemeen: L80F10 = 80.000 h
Andere verlichting:L80F10 = 50.000 h
4.2 Led driver levensduur
De led driver levensduur kan worden bepaald volgens de opgegeven informatie van de driver fabrikant. De led driver fabrikant dient bewijs aan te leveren van levensduur voorspelling . Dit bewijs kan gebaseerd worden op HALT testen (Highly Accelerated Life Testing) of vergelijkbare methodes.
De HALT test moet tenminste onder de volgende condities zijn uitgevoerd:
- Tc temperatuur gemeten onder de opgeven Ta or Tq temperature van tenminste 25 ºC
- Levensduur verwachting van in h
- Ten miste 15.000 in en uitschakelingen voor de gehele levensduur
Registratie van een armatuur gebeurt altijd met driver. Ook indien de driver separaat van het armatuur in een behuizing wordt ondergebracht moet deze driver geregistreerd zijn zodat de prestaties van de combinatie correct zijn.
Het(de) rapport(en) of certifica(a)t(en) dien(en)t dan ook een referentie naar de gebruikte driver te bevatten.
Geldige rapporten waarmee wordt aangetoond dat aan de geldende normen wordt voldaan als volgt:
Ambient temperature; EN 60598
IP rating luminaire; EN 60598
IP Optic compartment; EN 60598
IK Classification; EN 62262
Maximum weight; Declared
Electrical:
Rated voltage; EN 60958
Rated input; EN 60958 / LM 79 (or comparable)
Insulation class; EN 60598
Power factor; EN 61000-2-3
THD; EN 61000-2-3
Dimming; EN 61000-2-3
Power factor @ diming; EN 61000-2-3
Overvoltage protection; EN
Inrush current; Reported
Luminaires on 16 A B type; Declared
Photometric:
Luminous flux; LM 79
Efficacy; LM 79
Color temperature; LM 79
CRI; LM 79
Photobiological safety; EN 62471 / IEC/TR 62778
Life expectancy:
Lumen maintenance LxxFxx; TM 21 / LM 82 / LM 80
Driver life; Manufacturer declaration @ actual use temperature
Used driver model; Must be specified in EMC and Safety report
Environmental conditions:
Ambient temperature; EN 60598
IP rating luminaire; EN 60598
IP Optic compartment; EN 60598
IK Classification; EN 62262
Maximum weight; Declared
Electrical:
Rated voltage; EN 60958
Rated input; EN 60958 / LM 79 (or comparable)
Insulation class; EN 60598
Power factor; EN 61000-2-3
THD; EN 61000-2-3
Dimming; EN 61000-2-3
Power factor @ diming; EN 61000-2-3
Overvoltage protection; EN
Inrush current; Reported
Luminaires on 16 A B type; Declared
Photometric:
Luminous flux; LM 79
Efficacy; LM 79
Color temperature; LM 79
CRI; LM 79
Photobiological safety; EN 62471 / IEC/TR 62778
Life expectancy:
Lumen maintenance LxxFxx; TM 21 / LM 82 / LM 80
Driver life; Manufacturer declaration @ actual use temperature
Used driver model; Must be specified in EMC and Safety report